Zalig, zalig, niets te wezen

Geen audio beschikbaar
Zalig, zalig, niets te wezen

Afspeelinstellingen

Tempo:

Informatie over dit gezang

Auteur(s):

J. van Lodenstein (1620 - 1677)
J.C. Bach (1642 - 1708)
Zalig, zalig, niets te wezen
Zalig, zalig, niets te wezen

1Zalig, zalig, niets te wezen
in ons eigen oog voor God,
eigen zin en lust te vrezen,
steeds te rusten in ons lot,
need'rig, kinderlijk en stil
ons te voegen naar Zijn wil.

2Is ons trots, hoogmoedig eigen
nog zo dikwijls ongezind,
om zich naar Uw wil te neigen,
waar het hart slechts rust in vindt,
werp die hoogmoed dan, o Heer',
door Uw Geest in ons terneer!

3Wat wij hebben of vermogen,
wat ons lief is, wat ons lust,
al 't begeren onzer ogen,
ons genoegen, onze rust,
wat men denke, spreke, doe:
alles hoort de hemel toe.

4Vragen wij, wat goed of kwaad is:
voor 't geloof is alles goed.
Al wat d' uitvoer van Uw raad is,
Vader, dat is alles goed!
Gij, o Heer', zo wijs als trouw,
weet best, wat ons schaden zou.

5Mag Uw Naam maar eer ontvangen,
't ga ons slecht, of 't ga ons goed;
dat alleen is ons verlangen,
trouwe Vader, wat Gij doet!
Eer is 't ons, hoe laag het schijn',
zalig, niets voor U te zijn.