Op 't geluid der hemelkoren

Geen audio beschikbaar
Op 't geluid der hemelkoren

Afspeelinstellingen

Tempo:

Informatie over dit gezang

Auteur(s):

Isaäc da Costa (1798 - 1860)
J. van Ingen Schenau
Rikkert Zuiderveld (1947)
H.J. Gauntlett (1805 - 1876)
F.J.J. den Bakker.
Op 't geluid der hemelkoren
Op 't geluid der hemelkoren

1Op 't geluid der hemelkoren,
op 't gelei van Jacobs ster,
dat wij 't Kindeke, ons geboren,
biddend naad’ren, schoon van ver!
Gods- en Mensenzoon te zaam,
WONDERLIJK! dat is Zijn naam!

2In die nederige woning
ligt, van zicht’bre glans ontbloot,
Gods Gezalfde, Sions Koning,
de Eéngeboorne in 's Vaders schoot!
Die van ouds genaamd werd RAAD,
't Woord, door Wie de wereld staat!

3Laat ons blijde, maar met beven,
lof en prijs, en hulde biên
aan die Zoon, van God gegeven,
arm en klein, op moeders kniên! -
want Zijn hand bestiert ons lot,
en Zijn Naam is STERKE GOD!

4In de tijd werd Hij geboren,
aan Zijn eigen woord getrouw;
de Eerstgeboren, de Uitverkoren,
als 't beloofde Zaad der vrouw
aan de vaad’ren toegezeid,
VADER, Zelf, DER EEUWIGHEID.

5Eeuwig moet dat Kind regeren,
Spruit en Hoofd van Davids huis!
Alles zal Hij overheren
door de zwakheid van een kruis!
Schoon Hij aanstoot brengt, en 't zwaard,
VREDEKONING toch op de aard!

6Wonderlijke! Raad! Almachtig!
Eeuwenvader! Vredeheer!
aan de nacht des heils gedachtig,
vallen we in aanbidding neer
voor de Meester van 't heelal
in de Bethlehemse stal!