Van U zijn alle dingen

Geen audio beschikbaar
Van U zijn alle dingen

Afspeelinstellingen

Tempo:

Informatie over dit gezang

Auteur(s):

Jan de Liefde (1814 - 1869)
J.G. Bastiaans (1812 - 1875)
Van U zijn alle dingen
Van U zijn alle dingen

1Van U zijn alle dingen,
van U o God alleen,
van U de zegeningen,
O Hoorder der gebeên,
Uw liefd’ en trouw omringen,
mijn wankelende schreên
En wat w’ ooit goeds ontvingen,
het is van U alleen.

2Gij riep mij in het leven
tot Uwe heerlijkheid;
Gij hebt me Uw woord gegeven
tot mijne zaligheid;
Gij hebt in malse dreven,
mij trouwelijk geleid,
en mij een hoorn verheven,
van heil door U bereid.

3Hoe kent Gij al mijn noden,
waarin Gij trouw voorziet!
Gij geeft geen steen voor broden,
een slang voor vissen niet.
Wie komt tot U gevloden,
die Gij geen hulpe biedt?
Gij laat den zondaar noden,
nog eer hij tot U vliedt.

4Gij wacht niet tot wij vragen,
maar zoekt ons vóór de beê;
Gij helpt niet enkel dragen,
maar draagt ons zelven meê;
Gij heelt zelfs in uw plagen,
vertroost zelfs door het wee,
en ’t hart dat U komt klagen,
vindt aan Uw voeten vreê.

5Hoe heerlijk is bevonden,
Uw zegen van genâ,
verloornen toegezonden,
in Bethlehem Ephrata!
Ook mij sloegt Ge in mijn zonden,
met medelijden gâ,
en Christus droeg Zijn wonden,
voor mij op Golgotha.

6O! mocht ik U beminnen,
gelijk Gij mij bemint!
Een heilge vrees van binnen,
mij leiden als Uw kind!
Mocht ik die rijkdom winnen,
die roest noch motte vindt!
En werden nooit mijn zinnen,
door ijdlen glans verblind!

7U zal ik eeuwig eren,
O God van Majesteit!
U is, o Heer' der Heeren,
mijn ganse hart gewijd.
Wat zal ik nog ontberen,
wanneer Uw hand mij leidt?
Daar is niets te begeren,
naast Uwe heerlijkheid!