Komt, laat ons met de herders gaan

Geen audio beschikbaar
Noten van Komt, laat ons met de herders gaan

Afspeelinstellingen

Tempo:

Herhalingen

Orgelmodus

Informatie over dit gezang

Auteur(s):

Willem Sluiter (1627 - 1673)
M. Luther (1483 - 1546)
Komt, laat ons met de herders gaan
Komt, laat ons met de herders gaan

1 Komt, laat ons met de herders gaan
en zien wat God ons heeft gedaan
te Behtlehem in Davids stad:
daar ligt des werelds hoogste Schat.

2 Hij, Wiens gebied strekt overal,
ligt daar verschoven in een stal;
de Heer' van hemel, aard en zee
ligt in een kribbe bij het vee.

3 O, heilig Kind, Uw heerlijkheid,
die Gij in deze stal verspreidt,
dunkt mij te zijn zo groot en klaar,
dat ik staag wens te wezen daar.

4 O, dat toch hier voor U en mij
gelijk een tabernakel zij!
Want hier te wezen is zeer goed
en voor mijn ziele wonderzoet.

5 Al was ik in een weeldrig huis,
waar 't blinkt van goud,
van zijd' en pluis,
van purper en tapijtsieraad
't was toch als niets bij deze staat.

6 Al was ik in een konings zaal,
ivaar 't oog verblind wordt van 't gepraal,
zo zie ik hier meer heerlijkheid,
die 't hart lokt met begeerlijkheid.

7 Hij kon niet meer verheerlijkt zijn
als door deez' nederige schijn:
Zijn Goddelijke wijsheid doet dat niet
kan vatten ons gemoed.

8 O, Jezus, allerwaardigst Kind,
Die geen plaats in de herberg vindt,
komt, neemt Uw plaats hier in mijn hart,
dat 't U alleen geopend word.