Statenvertaling

Psalmen 95

Psalmen

Psalm 95 gaat over het Koningschap van God. Deze Koning moet worden gediend. De waarschuwing tegen de verharding van het hart staat centraal in deze psalm.

Opwekking om God te aanbidden

95 1 KOMT, 1 laat ons den HEERE vrolijk zingen, laat ons juichen den Rotssteen onzes heils.

2 Laat ons Zijn aangezicht tegemoetgaan met lof, laat ons Hem juichen met psalmen.

3 Want de HEERE is een groot God; ja, een groot Koning 2boven alle goden;

4 aIn Wiens hand de diepste plaatsen der aarde zijn, en 3de hoogten der bergen zijn Zijne;

5 Wiens ook de zee is, want Hij heeft ze gemaakt; en Zijn handen hebben het droge geformeerd.

6 Komt, laat ons aanbidden en nederbukken, laat ons knielen voor den HEERE, 4Die ons gemaakt heeft.

7 bWant Hij is onze God, en wij zijn het volk Zijner weide en de schapen 5Zijner hand. 6cHeden, zo gij Zijn stem hoort,

8 Verhardt uw hart niet, dgelijk te Meríba, gelijk ten dage 7van Massa in de woestijn;

9 8Waar Mij uw vaders verzochten, eMij beproefden, ook 9Mijn werk zagen.

10 fVeertig jaar heb Ik verdriet gehad 10aan dit geslacht, en heb gezegd: Zij zijn een volk, 11dwalende van hart; en 12zij kennen 13Mijn wegen niet.

11 Daarom heb Ik in Mijn toorn gezworen: 14Zo zij 15in Mijn rust zullen ingaan!