Statenvertaling

Psalmen 77

Psalmen

In Psalm 77 bidt Asaf of God hem in zijn nood wil horen. Hij voelt zich door God verlaten. Toch blijft hij het verwachten van de God Die wonderen doet. Gods grote daden uit het verleden geven hem verwachting voor de toekomst.

Vertrouwen in aanvechtingen

77 1 EEN psalm van 1Asaf, voor den opperzangmeester, 2over Jedúthun.

2 Mijn stem is tot God, en ik roep; mijn stem is tot God, en Hij zal het oor tot mij neigen.

3 Ten dage mijner benauwdheid zocht ik den Heere; mijn hand was des nachts 3uitgestrekt en liet niet af; mijn ziel 4weigerde getroost te worden.

4 Dacht ik aan God, zo maakte ik misbaar; 5peinsde ik, zo werd mijn ziel 6overstelpt. 7Sela.

5 Gij hieldt mijn ogen 8wakende; ik was 9verslagen en sprak niet.

6 Ik overdacht de dagen 10vanouds, de jaren der 11eeuwen.

7 Ik dacht aan mijn 12snarenspel, in den nacht overlegde ik in mijn hart; en mijn geest 13onderzocht:

8 Zal dan de Heere in 14eeuwigheden verstoten, en 15voortaan niet meer goedgunstig zijn?

9 Houdt Zijn goedertierenheid in eeuwigheid op? Heeft de 16toezegging een einde, 17van geslacht tot geslacht?

10 Heeft God vergeten genadig te zijn? Heeft Hij Zijn barmhartigheden door toorn toegesloten? Sela.

11 Daarna zeide ik: Dit 18krenkt mij; 19maar de rechterhand des Allerhoogsten verandert.

12 Ik zal de daden des HEEREN 20gedenken, ja, ik zal gedenken Uw 21wonderen van oudsher,

13 En zal al Uw werken 22betrachten, en van Uw daden 23spreken.

14 O God, Uw 24weg is in het heiligdom; wie is een groot God, gelijk God?

15 Gij zijt die God, Die awonder doet; Gij hebt Uw sterkte bekendgemaakt onder de volken.

16 Gij hebt Uw volk door Uw 25arm verlost, de kinderen van Jakob en van 26Jozef. Sela.

17 bDe wateren zagen U, o God, de wateren zagen U, zij 27beefden; ook waren de afgronden beroerd.

18 c28De dikke wolken goten water uit, de bovenste wolken gaven 29geluid; ook gingen Uw 30pijlen daarheen.

19 Het geluid Uws donders was in het 31rond; de bliksemen verlichtten de wereld; de aarde werd beroerd en daverde.

20 Uw 32weg was in de zee, en Uw pad in grote wateren, en Uw 33voetstappen werden niet bekend.

21 Gij 34leiddet Uw volk dals een kudde, door de 35hand van Mozes en Aäron.