Statenvertaling

Psalmen 47

Psalmen

In Psalm 47 wordt de HEERE als Koning over heel de aarde bezongen. Hij onderwerpt alle volken aan Zijn volk Israël. Daarom is Hij alle lof waard.

God, de Koning der ganse aarde

47 1 EEN psalm, voor den 1opperzangmeester, onder de 2kinderen van Korach.

2 Alle gij volken, klapt 3in de hand; juicht Gode met een stem van vreugdegezang.

3 Want de HEERE, de Allerhoogste, is vreselijk, een groot Koning over de ganse aarde.

4 Hij 4brengt de volken onder ons, en de natiën onder onze voeten.

5 Hij 5verkiest voor ons onze erfenis, de 6heerlijkheid van Jakob, dien Hij 7heeft liefgehad. 8Sela.

6 God 9vaart op met gejuich, de HEERE met geklank der bazuin.

7 Psalmzingt Gode, psalmzingt; psalmzingt onzen Koning, psalmzingt.

8 Want God is een Koning der ganse aarde; psalmzingt met een 10onderwijzing.

9 God regeert over de 11heidenen; God zit op den troon Zijner heiligheid.

10 De 12edelen der volken zijn verzameld tot het volk van den God 13Abrahams; want de 14schilden der aarde zijn Godes; Hij is zeer verheven.