Statenvertaling

Psalmen 130

Psalmen

In Psalm 130 belijdt de dichter zijn schuld voor God en spreekt zijn vertrouwen uit op de HEERE, Die bereid is de zonde te vergeven. Hij roept Israël op ook zo het vertrouwen op God te stellen.

Zesde boetpsalm

130 1 EEN 1 lied Hammaäloth.
2Uit de diepten roep ik tot U, o HEERE.

2 Heere, 3hoor naar mijn stem; 3laat Uw oren opmerkende zijn op de stem mijner smekingen.

3 aZo Gij, HEERE, de ongerechtigheden 4gadeslaat, Heere, 5wie zal bestaan?

4 Maar bbij U is vergeving, opdat Gij 6gevreesd wordt.

5 cIk 7verwacht den HEERE, dmijn ziel verwacht, en 8ik hoop op Zijn woord.

6 eMijn ziel wacht op den Heere, meer dan de wachters op den morgen; de wachters op den morgen.

7 9Israël hope op den HEERE; 10want bij den HEERE is goedertierenheid, en bij Hem is veel verlossing.

8 En Hij zal 11Israël verlossen van al zijn ongerechtigheden.