Statenvertaling

Psalmen 127

Psalmen

In Psalm 127 wordt beleden dat de mens in alle dingen van de zegen van de HEERE afhankelijk is. Voor bescherming, huisvesting en de kinderzegen is Gods gunst onmisbaar.

Gods zegen is onmisbaar

127 1 EEN 1 lied Hammaäloth, 2van Sálomo.
Zo de HEERE 3het huis niet bouwt, tevergeefs arbeiden deszelfs bouwlieden daaraan; zo de HEERE 3de stad niet bewaart, tevergeefs waakt de wachter.

2 4Het is tevergeefs dat gijlieden 5vroeg opstaat, laat 6opblijft, 7eet brood der smarten; het is alzo, dat 8Hij het 9Zijn beminde 10als in den slaap geeft.

3 Zie, de kinderen zijn 11een erfdeel des HEEREN; 12des buiks vrucht is 13een beloning.

4 14Gelijk de pijlen zijn in de hand eens helds, zodanig zijn 15de zonen der jeugd.

5 Welgelukkig is de man 16die zijn pijlkoker met dezelve gevuld heeft; 17zij zullen niet beschaamd worden, als zij met de vijanden 18spreken zullen in de poort.