Statenvertaling

Openbaring 3

Openbaring

De inhoud van Christus’ brieven aan de gemeenten in Sardis, Filadélfia en Laodicéa.

Brief aan Sardis. Gij hebt den naam dat gij leeft, en gij zijt dood

3 1 EN schrijf aan 1den engel der gemeente die te 2Sardis is: Dit zegt 3Die ade zeven Geesten Gods heeft, en bde zeven sterren: Ik weet uw werken, dat gij 4den naam hebt dat gij leeft, en gij zijt dood.

2 5Zijt wakende, en versterk het overige, 6dat sterven zou; want Ik heb uw werken 7niet vol gevonden 8voor God.

3 Gedenk dan 9hoe gij het ontvangen en gehoord hebt, en bewaar het, en cbekeer u. Indien gij dan niet waakt, zo zal Ik over u komen d10als een dief, en gij zult niet weten op wat ure Ik over u komen zal.

4 Doch gij hebt enige weinige 11namen ook te Sardis, die 12hun klederen niet bevlekt hebben, en zij zullen 13met Mij wandelen 14in witte klederen, overmits 15zij het waardig zijn.

5 Die overwint, die zal bekleed worden met witte klederen; en 16Ik zal zijn naam geenszins uitdoen euit het boek des levens, en fIk zal 17zijn naam belijden voor Mijn Vader en voor Zijn engelen.

6 Die oren heeft, die hore wat de Geest tot de gemeenten zegt.

Brief aan Filadélfia. Een geopende deur

7 En schrijf aan den engel der gemeente die in 18Filadélfia is: Dit zegt 19de Heilige, gde Waarachtige, hDie 20den sleutel Davids heeft; Die opent en niemand sluit, en Hij sluit en niemand opent:

8 Ik weet uw werken; zie, Ik heb 21een geopende deur voor u gegeven, en niemand kan die sluiten; want gij hebt 22kleine kracht, en gij hebt Mijn Woord bewaard en hebt Mijn Naam niet verloochend.

9 Zie, Ik geef u enigeniuit de synagoge des satans, dergenen die zeggen dat zij Joden zijn, en zijn het niet, maar liegen; zie, 23Ik zal maken dat zij zullen komen en 24aanbidden voor uw voeten, en bekennen dat Ik u liefheb.

10 Omdat gij 25het woord Mijner lijdzaamheid bewaard hebt, zo zal Ik ook u 26bewaren uit de ure 27der verzoeking, die over de gehele wereld komen zal, om te verzoeken die op de aarde wonen.

11 Zie, Ik kom haastelijk; k28houdt wat gij hebt, opdat niemand 29uw kroon neme.

12 Die overwint, Ik zal hem maken l30tot een pilaar in den tempel Mijns Gods, en 31hij zal niet meer daaruit gaan; en 32Ik zal op hem schrijven m33den Naam Mijns Gods, en den naam der stad Mijns Gods, namelijkn34des nieuwen Jeruzalems, 35dat uit den hemel van Mijn God afdaalt, en 36ook Mijn nieuwen Naam.

13 Die oren heeft, die hore wat de Geest tot de gemeenten zegt.

Brief aan Laodicéa. Noch koud noch heet

14 En schrijf aan den engel van de gemeente 37der Laodicenzen: Dit zegt o38de Amen, 39de trouwe en waarachtige Getuige, p40het Begin der schepping Gods:

15 Ik weet uw werken, dat gij 41noch koud zijt, noch heet; och, of gij koud waart of heet!

16 Zo dan, omdat gij lauw zijt, en noch koud noch heet, Ik zal u 42uit Mijn mond spuwen.

17 Want 43gij zegt: Ik ben rijk, en verrijkt geworden, en heb geens dings gebrek; en gij weet niet dat gij zijt ellendig en jammerlijk en arm en 44blind en 45naakt.

18 Ik raad u dat gij 46van Mij koopt goud, 47beproefd komende uit het vuur, opdat gij rijk moogt worden; en q48witte klederen, opdat gij moogt bekleed worden en de schande uwer naaktheid niet geopenbaard worde; en zalf uw ogen met 49ogenzalf, opdat gij zien moogt.

19 r50Zo wie Ik liefheb, die 51bestraf en 52kastijd Ik; wees dan ijverig en bekeer u.

20 Zie, 53Ik sta aan de deur en Ik klop; 54indien iemand Mijn stem zal horen en de deur opendoen, Ik zal tot hem inkomen, en Ik zal met hem 55avondmaal houden, en hij met Mij.

21 Die overwint, Ik szal hem geven met Mij te zitten 56in Mijn troon, gelijk als Ik overwonnen heb en ben gezeten met Mijn Vader in Zijn troon.

22 Die oren heeft, die hore wat de Geest tot de gemeenten zegt.