Statenvertaling

Lukas 17

Lukas

Jezus waarschuwt Zijn discipelen dat ze tegenstand zullen ondervinden. Volgelingen van Jezus dienen vergevingsgezind te zijn. Jezus geneest tien melaatse mannen en geeft onderwijs over de komst van het Koninkrijk van God.

Waarschuwing tegen ergernissen

17 1 EN a Hij zeide tot de discipelen: 1Het kan niet wezen dat er geen ergernissen komen; doch wee hem door welken zij komen.

2 Het zou hem 2nutter zijn dat een molensteen om zijn hals gedaan ware en hij in de zee geworpen, dan dat hij een van deze 3kleinen zou ergeren.

3 Wacht uzelven. bEn indien uw broeder tegen u zondigt, zo bestraf hem; en 4indien het hem leed is, zo vergeef het hem.

4 cEn indien hij 5zevenmaal des daags tegen u zondigt, en zevenmaal des daags tot u wederkeert, zeggende: Het is mij leed, zo zult gij het hem vergeven.

Geloof als een mosterdzaad

5 En de apostelen zeiden tot den Heere: Vermeerder ons het geloof.

6 En de Heere zeide: dZo gij een geloof hadt 6als een mosterdzaad, gij zoudt tegen dezen 7moerbezieboom zeggen: Word 8ontworteld en in de zee geplant; en hij zou u gehoorzaam zijn.

Onnutte dienstknechten

7 En wie van u heeft een 9dienstknecht ploegende of de beesten hoedende, die tot hem, als hij van den akker inkomt, terstond zal zeggen: Kom bij en zit aan?

8 Maar zal hij niet tot hem zeggen: Bereid wat ik aan den avond zal eten, en 10omgord u en dien mij, totdat ik zal gegeten en gedronken hebben, en eet en drink gij daarna?

9 11Dankt hij ook denzelven dienstknecht, omdat hij gedaan heeft hetgeen hem bevolen was? Ik meen, neen.

10 Alzo ook gij, wanneer gij zult gedaan hebben al hetgeen u bevolen is, zo zegt: Wij zijn 12onnutte dienstknechten, want wij hebben maar gedaan hetgeen wij schuldig waren te doen.

De tien melaatsen

11 En het geschiedde als Hij naar Jeruzalem reisde, dat Hij door het midden 13van Samaría en Galiléa ging.

12 En als Hij in een zeker vlek kwam, ontmoetten Hem tien melaatse mannen, welke stonden 14van verre;

13 En zij verhieven hun stem, zeggende: Jezus, 15Meester, ontferm U onzer.

14 En als Hij hen zag, zeide Hij tot hen: Gaat heen en 16vertoont uzelven eden priesters. En het geschiedde terwijl zij heengingen, dat zij gereinigd werden.

15 En één van hen, ziende dat hij genezen was, keerde weder, met grote stem God verheerlijkende.

16 En hij viel op het aangezicht voor Zijn voeten, Hem dankende; en dezelve was een Samaritaan.

17 En Jezus antwoordende zeide: Zijn niet de tien gereinigd geworden? En waar zijn de negen?

18 Zijn er geen gevonden die wederkeren om God eer te geven, dan deze 17vreemdeling?

19 En Hij zeide tot hem: Sta op en ga heen; uw geloof heeft u behouden.

De dag van den Zoon des mensen

20 En gevraagd zijnde van de farizeeën, wanneer het Koninkrijk Gods komen zou, heeft Hij hun geantwoord en gezegd: Het Koninkrijk Gods komt niet 18met uiterlijk gelaat;

21 En men zal niet zeggen: fZiehier of ziedaar. Want zie, het Koninkrijk Gods is 19binnen ulieden.

22 En Hij zeide tot de discipelen: Er zullen dagen komen, wanneer gij zult begeren 20een der dagen van den Zoon des mensen te zien, en gij zult dien niet zien.

23 gEn zij zullen tot u zeggen: Ziehier of ziedaar is Hij. Gaat niet heen, en volgt niet.

24 Want gelijk de bliksem, die van het ene einde onder den hemel bliksemt, tot het andere onder den hemel schijnt, alzo zal ook de Zoon des mensen wezen 21in Zijn dag.

25 hMaar eerst moet Hij veel lijden en 22verworpen worden van 23dit geslacht.

26 iEn gelijk het geschied is in de dagen van Noach, alzo zal het ook zijn in de dagen van den Zoon des mensen:

27 24Zij aten, zij dronken, 25zij namen ten huwelijk, 26zij werden ten huwelijk gegeven, tot den dag op welken Noach in de ark ging, en de zondvloed kwam en verdierf hen allen.

28 Desgelijks ook gelijk het geschiedde in de dagen van Lot: zij aten, zij dronken, zij kochten, zij verkochten, zij plantten, zij bouwden;

29 kMaar op welken dag Lot van Sódom uitging, regende het vuur en sulfer van den hemel, en verdierf hen allen.

30 Even alzo zal het zijn 27in den dag op welken de Zoon des mensen 28geopenbaard zal worden.

31 In dienzelven dag, wie op het dak zal zijn, en 29zijn huisraad in huis, die kome niet af om hetzelve weg te nemen; en wie op den akker zijn zal, die kere desgelijks niet naar hetgeen dat achter is.

32 l30Gedenkt aan de vrouw van Lot.

33 mZo wie zijn 31leven zal zoeken te behouden, die zal het verliezen; en zo wie hetzelve zal verliezen, die zal het 32in het leven behouden.

34 nIk zeg u: In dien 33nacht zullen twee op één bed zijn: de een zal 34aangenomen en de ander zal 35verlaten worden.

35 Twee vrouwen zullen tezamen 36malen: de ene zal aangenomen en de andere zal verlaten worden.

36 Twee zullen op den akker zijn: de een zal aangenomen en de ander zal verlaten worden.

37 En zij antwoordden en zeiden tot Hem: Waar, Heere? En Hij zeide tot hen: o37Waar het lichaam is, aldaar zullen de arenden vergaderd worden.