Statenvertaling

Hebreeën 4

Hebreeën

De vermaningen uit het vorige hoofdstuk worden voortgezet. Wie niet gelooft en daarin volhardt, zal de eeuwige rust niet binnengaan. Dat spreken van God moet ernstig genomen worden. De Hebreeën worden opgewekt gelovig gebruik van Christus te maken. Hij is de grote Hogepriester.

Ingaan in de rust

4 1 LAAT ons dan 1vrezen, dat niet te eniger tijd, de belofte van in Zijn rust in te gaan 2nagelaten zijnde, iemand van u schijne 3achtergebleven te zijn.

2 Want ook ons is het Evangelie verkondigd, 4gelijk als hun; maar het woord 5der prediking deed hun geen nut, dewijl het met het geloof niet 6gemengd was in degenen die het gehoord hebben.

3 Want wij die geloofd hebben, 7gaan in de rust, 8gelijk Hij gezegd heeft: aZo heb Ik dan gezworen in Mijn toorn: 9Indien zij zullen ingaan in Mijn rust! 10Hoewel Zijn werken van de grondlegging der wereld af 11al volbracht waren.

4 Want Hij heeft 12ergens van den zevenden dag aldus gesproken: bEn God heeft op den zevenden dag 13van al Zijn werken 14gerust.

5 En 15in deze plaats wederom: Indien zij in Mijn rust zullen ingaan!

6 Dewijl dan 16blijft, dat sommigen in dezelve rust ingaan, en degenen wien het Evangelie 17eerst verkondigd was, niet ingegaan zijn vanwege de ongehoorzaamheid,

7 Zo bepaalt 18Hij wederom een zekeren dag, namelijk heden, 19door David zeggende zo langen 20tijd daarna (gelijkerwijs gezegd is): cHeden, indien gij Zijn stem hoort, zo verhardt uw harten niet.

8 Want indien 21Jozua hen 22in de rust gebracht heeft, zo had Hij daarna niet gesproken van een anderen dag.

9 Er blijft dan 23een rust over 24voor het volk Gods.

10 25Want die ingegaan is in Zijn rust, die heeft zelf ook van zijn werken gerust, gelijk God van de Zijne.

11 Laat ons dan ons benaarstigen om 26in die rust in te gaan, opdat niet iemand 27in datzelve voorbeeld der 28ongelovigheid valle.

12 29Want het Woord Gods is 30levend en krachtig, en scherpsnijdender d31dan enig tweesnijdend zwaard, en gaat door tot 32de verdeling der ziel en des geestes, en 33der samenvoegselen en des mergs, en is 34een oordeler der gedachten en der overleggingen des harten;

13 eEn er is geen schepsel onzichtbaar 35voor Hem; maar alle dingen zijn naakt en 36geopend voor de ogen Desgenen 37met Welken wij te doen hebben.

De vrijmoedige toegang

14 f38Dewijl wij dan een groten Hogepriester hebben, Die 39door de hemelen 40doorgegaan is, namelijk Jezus, den Zone Gods, zo laat ons 41deze belijdenis vasthouden.

15 gWant wij hebben geen Hogepriester Die niet kan medelijden hebben met onze zwakheden, hmaar Die 42in alle dingen 43gelijk als wij is verzocht geweest, dochizonder zonde.

16 Laat ons dan met vrijmoedigheid toegaan ktot 44den troon der genade, opdat wij barmhartigheid mogen verkrijgen, en genade vinden 45om geholpen te worden 46te bekwamer tijd.