Statenvertaling

Deuteronomium 6

Deuteronomium

Mozes roept Israël op de HEERE te dienen door Zijn geboden te doen. Hij laat hun eerst zien wat de kern is van het dienen van de HEERE. Daarna roept hij hen op om niet de afgoden te dienen, maar te doen wat de HEERE van hen vraagt. Israël moet blijven denken aan de genade van God Die hen heeft bevrijd.

Waarschuwing tegen aardsgezindheid

6 1 DIT zijn dan 1de geboden, de inzettingen en de rechten, die de HEERE uw God geboden heeft om u te leren, opdat gij ze doet in het land naar hetwelk gij heen trekt om dat erfelijk te bezitten;

2 Opdat gij den HEERE uw God vreest, om te houden al Zijn inzettingen en Zijn geboden die ik u gebied, gij en uw kind en kindskind, al de dagen uws levens, en opdat uw dagen verlengd worden.

3 Hoor dan, Israël, en neem waar dat gij ze doet, opdat het u welga en opdat gij zeer vermenigvuldigt (gelijk als u de HEERE, uwer vaderen God, gesproken heeft) in het land dat van 2melk en honing is vloeiende.

4 aHoor, Israël, de HEERE onze God is een 3enig HEERE.

5 Zo zult gij den HEERE uw God bliefhebben, met uw ganse hart en met uw ganse ziel en met al uw vermogen.

6 En deze woorden die ik u heden gebied, zullen in uw hart zijn.

7 En gij zult ze uw ckinderen 4inscherpen en daarvan spreken, als gij in uw huis zit en als gij op den weg gaat, en als gij nederligt en als gij opstaat.

8 Ook zult gij ze tot een 5teken binden op uw hand; en zij zullen u tot voorhoofdspanselen zijn tussen uw ogen.

9 En gij zult ze op de posten van uw huis en aan uw poorten schrijven.

10 Als het dan zal geschied zijn, dat de HEERE uw God u zal hebben ingebracht in dat land dat Hij uw vaderen, Abraham, Izak en Jakob, gezworen heeft u te zullen geven: grote en goede steden, die gij niet gebouwd hebt,

11 En huizen, vol van alle goed, die gij niet gevuld hebt, en uitgehouwen bornputten, die gij niet uitgehouwen hebt, wijngaarden en olijfgaarden, die gij niet geplant hebt; den gij 6gegeten hebt en verzadigd zijt,

12 Zo wacht u, dat gij den HEERE niet vergeet, Die u uit Egypteland, uit het 7diensthuis, heeft uitgevoerd.

13 Gij zult den HEERE uw 8God evrezen en Hem dienen, en gij zult 9bij Zijn Naam zweren.

14 Gij zult andere goden niet navolgen, van de goden der volken die rondom u zijn.

15 Want de HEERE uw God is een 10ijverig God in het midden van u; dat de toorn des HEEREN uws Gods tegen u niet ontsteke en Hij u van den aardbodem verdelge.

16 Gij zult den HEERE uw God fniet 11verzoeken, gelijk als gij Hem verzocht hebt te gMassa.

17 Gij zult de geboden des HEEREN uws Gods 12vlijtiglijk houden, mitsgaders Zijn getuigenissen en Zijn inzettingen, die Hij u geboden heeft.

18 En gij zult doen wat recht en goed is in de ogen des HEEREN, opdat het u welga en dat gij inkomt en erft het goede land dat de HEERE uw vaderen gezworen heeft;

19 Om al uw vijanden voor uw aangezicht te verdrijven, gelijk als de HEERE gesproken heeft.

20 Wanneer uw zoon u 13morgen zal vragen, zeggende: Wat zijn dat voor getuigenissen en inzettingen en rechten, die de HEERE onze God ulieden geboden heeft?,

21 Zo zult gij tot uw zoon zeggen: Wij waren Farao's dienstknechten in Egypte, maar de HEERE heeft ons door een sterke hand uit Egypte uitgevoerd.

22 En de HEERE gaf tekenen en grote 14en kwade wonderen in Egypte, aan Farao en aan zijn ganse huis, voor onze ogen;

23 En Hij voerde ons vandaar uit, opdat Hij ons inbracht om ons het land te geven, dat Hij onzen vaderen gezworen had.

24 En de HEERE gebood ons te doen al deze inzettingen, om te vrezen den HEERE onzen God, ons 15voor altoos ten goede, om ons in het leven te behouden, gelijk het te dezen dage is.

25 En het zal ons 16gerechtigheid zijn, als wij zullen waarnemen te doen al deze geboden voor het aangezicht des HEEREN onzes Gods, gelijk als Hij ons geboden heeft.